Syndroom van Gilles de la Tourette en andere tics

Het hebben van tics kan heel lastig zijn. De meeste tics bestaan uit korte schokachtige bewegingen. De lichaamsdelen die dat doen zijn meestal de ogen, hoofd, nek en schouders. Tics bestaan soms uit geluiden zoals roepen, kuchen, knorren of schelden.

Waar heb je last van? 

Tics zijn ongewilde, meestal kortdurende plotselinge bewegingen of geluiden. Bijvoorbeeld trekken met je mond, overmatig knipperen met je ogen, trekken met je neus, schudden met je hoofd, snuiven, keelschrapen, grommen of piepgeluidjes maken. Tics kunnen ook ingewikkelder zijn zoals huppeltjes maken, dingen vaak aan moeten raken of vaak over je neus moeten wrijven. Soms gaat het onbewust. Soms weet je wel dat je het doet, maar lukt het niet om het tegen te houden. Een op de tien kinderen heeft wel eens een poosje één of meer tics. Meestal gaat dit na een tijdje wel weer over. Bij sommige kinderen blijven de tics echter langer bestaan of komen er steeds weer andere tics. Het kan dan echt hinderlijk worden. Bijvoorbeeld je wordt er moe van of je schaamt je ervoor. Dan noemen we het een ticstoornis. Als de tics langer dan een jaar bestaan, er zijn meerdere bewegingstics en er is ook minstens een geluidstic (geweest) dan heet het het syndroom van Gilles de la Tourette. Misschien moet je daarbij ook (vieze) woorden roepen, maar dat komt niet vaak voor.

Hoe vaak komt het voor? 

Tics treden meestal voor het eerst op na het vijfde levensjaar en voor het twaalfde. Als het na het twaalfde jaar voor het eerst optreedt dan blijkt vaak dat er toch ook voor het twaalfde wel eens tics zijn geweest. Tics kunnen in ernst wisselen. Sommige kinderen hebben ze op school weinig en thuis juist veel. Ook zien we vaak dat er periodes zijn met veel tics, afgewisseld met periodes met weinig of zelfs geen tics. De meeste tics gaan vanzelf weer over. Ook kunnen ticstoornissen met het ouder worden weer verdwijnen. Van de kinderen met een ticstoornis heeft een derde tot de helft er geen last meer van op de volwassenleeftijd. Als er nog wel sprake is van klachten dan kunnen deze minder uitgesproken zijn dan op de kinderleeftijd. Dat neemt niet weg dat bij een deel van de kinderen met een ticstoornis er ook op volwassenleeftijd nog steeds duidelijke klachten zijn. In het verleden werden tics gezien als uiting van spanning. De naam zenuwtrekjes herinnert daar nog aan.

Oorzaak

We weten nu dat innerlijke spanning of problemen in de omgeving tics wel kunnen verergeren, maar niet veroorzaken. We weten nog niet precies hoe tics ontstaan. Vast staat wel dat erfelijke factoren een grote rol spelen. Verder komt het 3 tot 10 keer zo vaak voor bij jongetjes als bij meisjes. Bij kinderen of jongeren met tics of met een ticstoornis komen ook vaker andere problemen voor. Er is vaker sprake van dwangverschijnselen, zoals dingen recht moeten leggen, rare dingen moeten denken, vaak je handen moeten wassen, moeten ordenen of controleren. Verder is er vaker sprake van hyperactiviteit en concentratieproblemen (ADHD), van gedragsproblemen en van leerproblemen (vooral rekenproblemen). Deze klachten zijn nogal eens een groter probleem dan de tics zelf. Deze problemen komen ook voor bij kinderen of jongeren zonder tics.

Wat lijkt erop maar is het niet? 

Kuchen als je verkouden bent of veel knipperen met je ogen als je grieperig bent, zijn geen tics. Allerlei terugkerende gedragingen zoals nog altijd een stukje lezen voor het slapen gaan, hoofdbonzen, wiegen of trommelen met je vingers worden in het dagelijkse spraakgebruik vaak tics genoemd. Toch is dit wat anders dan de meestal kortdurende bewegingen of geluiden waar we het hier over hebben. Ook dwanghandelingen worden vaak tics genoemd. Dwanghandelingen komen vaker voor bij mensen met tics. Soms is het moeilijk te zeggen of iets een ingewikkelde tic genoemd moet worden of een dwanghandeling.

Wat is er aan te doen?

Wat kun je er zelf aan doen? 

Vaak hoeft er niets gedaan te worden aan tics, omdat je het zelf nauwelijks merkt en het ook niet altijd opvallend is voor je omgeving. Als de tics echter wel hinderlijk zijn dan is belangrijk, dat je weet dat tics bij veel kinderen voorkomen. Het is niet iets wat je opzettelijk doet. Je kunt er niet zo maar mee ophouden. Dat weten, is vaak al een steun. Soms vinden mensen manieren om hun tics wat te verbergen of in te houden. Daar is niets op tegen, maar je kunt je niet de hele dag inhouden. Dat is niet op te brengen. Soms nemen tics erg toe bij spanning en helpt het om dit een beetje te vermijden. Aan de andere kant kun je ook niet elke spanning en opwinding vermijden.

Wat kunnen ouders doen? 

Uw kind bij het hierboven genoemde helpen. Daarbij is vooral acceptatie van belang. Stimuleren om de tics tegen te houden, werkt vaak averechts. Dat geldt helemaal voor straffen of verbieden. Soms kan een kind buitenshuis zijn tics wel inhouden en thuis niet. Iemand kan zich niet de hele dag door inhouden. Waar uw kind zich het meest op zijn gemak voelt, ontspant het zich. Dat betekent soms dat de tics dan loskomen.

Waaruit bestaat een behandeling? 

Allereerst vaststellen of er sprake is van een ticstoornis en voorlichting geven. Het is voor een kind en/of zijn ouders belangrijk om te weten wat er aan de hand is en ergens terecht te kunnen met hun vragen. Voor een deskundige is het niet moeilijk om een ticstoornis vast te stellen. Daarvoor is een gesprek vaak voldoende. Belastend onderzoek, zoals een hersenscan of bloedonderzoek, is vrijwel nooit nodig.

Soms is uitgebreider psychiatrisch onderzoek nodig. Omdat er nogal eens bijkomende problemen zijn. Dit onderzoek zijn ook meestal gesprekken. Naast uitleg en voorlichting kan besproken worden of medicijnen nodig zijn. Dat hangt af van de ernst van de tics en van hoeveel last iemand ervan heeft. De hulpverlener kan voorlichting en advies geven over medicijnen. Uiteindelijk beslissen ouders en afhankelijk van de leeftijd ook het kind hierover. Medicijnen kunnen de tics vaak behoorlijk verminderen. Bijwerkingen kunnen daarbij wel optreden, maar dat is lang niet altijd het geval. Verder wordt gekeken of het kind kan leren om anders om te gaan met de tics. Of hij kan leren om de tics beter tegen te houden. Of er omstandigheden zijn, die de tics vaak verergeren en of daar wat aan te doen valt. Bij de meer ernstige vormen van ticstoornissen is soms langdurige begeleiding voor het kind en zijn ouders ondersteunend.

Bron: Accare, landelijk kenniscentrum kinder- en jeugdpsychiatrie